De geschiedenis van het Leesgezelschap Ulrum in de honderd jaren van zijn bestaan

De geschiedenis van het Leesgezelschap Ulrum in de honderd jaren van zijn bestaan
J.H.Mansholt
(Gepubliceerd in de Hogelandster 23-04-1959)

Spreker behandelde in de eerste plaats de vraag waarom dit leesgezelschap werd opgericht. Verschillende factoren bovenal de grotere welvaart werkten het in de hand, dat de mensen meer belangstelling aan de dag gingen leggen voor de dingen buiten het dagelijks gebeuren. Een groot deel  van de plattelandsbevolking werd gegrepen door een drang naar meer kennis en meer cultureel leven. Er werden leesgezelschappen, rederijkerskamers enz. opgericht. Aan de hand van het voorgaande is het begrijpelijk, dat onder de 14 oprichters vogels van diverse pluimage voorkwamen. We vinden hieronder de namen die heden ten dage in onze omgeving voor velen nog een bekende klank hebben, zoals Th. Joh. V.d. Ley, boer op Panser, Ds. E. Tonkes, W.J.Postema, schoolmeester, J.F. Kamer, smid, de laatste drie allen wonende te Vierhuizen.

De opzet was eenvoudig. Een reglement had  men aanvankelijk niet en na ruim 30 jaar werd in deze lacune voorzien. In het eerste jaar werden in totaal 26 boeken aangeschaft voor de som van f 57,90. Op een heel enkele uitzondering na zeggen de titels van de boeken en ook de namen van de schrijvers ons maar zeer weinig; naar onze smaak zijn de boeken saai en ouderwets. Men las in de eerste jaren hoofdzakelijk romans, reisverhalen en boeken over de historie.
 Het leesgezelschap heeft tijden van opgang en neergang meegemaakt. Van de oprichting af groeide het ledenaantal geleidelijk tot het hoogste aantal werd bereikt in 1868, toen men er 40 telde. Toen kwam de kentering.
De indijking en de doorbraak van de Westpolder hielden de gemoederen bezig en daarna kwamen de slechte tachtiger jaren. Vele leden bedankten, maar traden later, toen er gunstiger  tijden aanbraken weer toe.
 Typerend zijn de verschillende maatregelen van het bestuur om bij slechtere gang van zaken de animo der leden levendig te houden.
Zo kwam in 1887 het reglement tot stand en werd er een bode benoemd voor het rondbrengen van boeken. Het salaris van deze bode bedroeg f 1,– per 14 dagen. Men ging over tot het opstellen van strafbepalingen. Zo moest ieder lid, dat niet ter vergadering verscheen, een boete betalen, die enige malen werd verhoogd, maar toch weinig effect had.
De veranderende levensomstandigheden, die vooral  voortvloeiden uit de verbeterde vervoersgelegenheid ten plattelande, hebben een dusdanige structuurverandering teweeggebracht, dat het  aantal leden de laatste jaren weer is teruggelopen en nu ongeveer hetzelfde bedraagt als in het begin.