2007- Herinneringen aan de oorlog 1940-1945 Henk Vogel

Herinneringen aan de oorlog 1940 – 1945.

‘t Is nu oktober 2006. Meer dan 60 jaar geleden dat deze oorlog is uit gebroken.

Als je boven de zeventig bent, ben je wel één van de jongsten, die de oorlog min of meer bewust heeft mee gemaakt en alles wat jonger is, heeft er een vager beeld van en wordt het een overlevering van anderen. Daarmee gaat het gevoel, wat oorlog en onderdrukking betekent, ook weg.
Als kind van zes tot elf jaar heb  ik er een ander gevoel bij gehad dan mijn ouders. Je leefde in de beschermde wereld van je ouders, tenminste zo was het bij ons. Mijn vader is nooit opgepakt geweest of iets dergelijks. Hij was er altijd. Het wordt anders als je vader of oudere broer moesten onderduiken of werden opgepakt, waar van in het ergste geval, niet weer thuis kwamen.
Henk Vogel

Mobilisatie

Ik had wel eens van horen zeggen, mobilisatie. Wat dat woord betekende, wist ik niet, wel dat een broer van mijn vader soldaat was en soms niet naar huis mocht, maar meer ook niet.

10 mei 1940

Het was een stralende morgen. Mijn vader was al uit bed. Hij kwam de slaapkamer binnen en zei tegen mijn moeder: ”t Is oorlog”. Wij allemaal uit bed en naar buiten. We zagen formaties vliegtuigen overkomen, richting het Westen. Nu waren vliegtuigen in die tijd al een bijzonderheid. Je rende naar buiten als er één over kwam en nu zo veel.
De buren waren ook al op straat. Er werd druk over gepraat, maar het bleef gissen, want zoveel radiobezitters waren er nog niet om het juiste te horen. Toch werd gaandeweg duidelijker dat de Duitsers ons land waren binnen gevallen.
Tegen zeven uur, ging naar mijn gevoel, het gewone leven weer door. Arbeiders gingen naar hun werk. Mijn broer ging naar school.
In de loop van de dag werd toch duidelijker wat er gebeurd was. Het gissen was werkelijkheid  geworden.
Later op de dag kwamen er allemaal vrachtauto’s door het dorp. Ze waren door het leger gevorderd en ze moesten de Afsluitdijk over naar het westen. Maar of ze zover gekomen zijn is mij niet bekend. Ook dat was voor ons als kinderen een sensatie. Zoveel auto ‘s in het dorp.
Dat gebeurde nooit.
Van de bombardementen op Rotterdam heb ik eigenlijks niets meegekregen, hoogstens een plaatje in de krant. Ook van de capitulatie niet. Ook het vertrek van de Koninklijke familie naar Engeland niet. Alleen dit: dat men het laf vond, dat ze vertrok.
Het was voor een kind van zes te ver van zijn bed. Het moest binnen je gezichtsveld zijn.

Het dagelijkse leven

Het gewone leven ging  naar mijn gevoel gewoon door. De bezetting was er wel, maar wat merkte je er van.
We speelden op straat toen we de eerste Duitse soldaten zagen. Niet veel anders dan onze soldaten, alleen hadden ze laarzen aan en een andere pet op en ze spraken Duits. Geweer op de rug en waren op de fiets. Ze waren vriendelijk tegen ons en we kregen chocolade van hen. Waar kun je kinderen beter mee vangen dan met zo iets. Mijn vader had daar een duidelijk andere mening over. “Dat hebben ze ons oafstolen”.
Later zag je ze vaker en ook dat beeld werd weer gewoon. Ook deze mensen hadden een thuisfront en kochten hier ook wat voor thuis, heel gewoon.
Mijn ouders hadden een winkel in huishoudelijke artikelen, zo geheten potten en pannen.
Op een middag kwamen er twee Duitse soldaten de winkel binnen en wilden een snijboonmolen kopen. Mijn vader weigerde dat en ze vertrokken en de molen kwam uit zicht te staan. De volgende dag kwam hun commandant en vroeg naar de molen en weer weigerde mijn vader dat en werd  kwaad en ging door de lint. De man was verstandig. Hij liet mijn vader uit razen en zei dat hij  betaald wordt en niet gestolen en wie hem betaalde maakte niks uit, de molen stond te koop.”Vreet hom moar op” zei mijn vader nog. Verder stelde hij moeder en ons gerust. Voor het zelfde geld had hij vader mee kunnen nemen, voor alle verwijten die hij naar hoofd kreeg geslingerd  Hij was van de goede kant. Later hebben de nazi ‘s hem geliquideerd. We zijn wel angstig geweest, want het staat me nog duidelijk voor ogen.

Verraders, Duitsers en verzet

Toch merkte je dat het toch anders werd. Mensen die aan de verkeerde kant stonden, de N.S.B ‘ers  kwamen in beeld. Namen werden genoemd. Je moest voor hen uitkijken. Ze heulden met de vijand en konden je verraden. In de kerk merkte je dat ook. Jonge mannen die er niet meer kwamen. Ze waren ondergedoken. Maar hoe en waarom kreeg je niet te horen, alleen dit, dat ze door Duitsers zullen worden opgepakt en in de gevangenis kwamen en naar Duitsland om te werken in hun fabrieken.
Dat hun beleid scherper werd, merkte je wel. Er kwam een commandopost in Pieterburen. Op de hoek Hoofdstraat, Wiebenerweg en Wierhuisterweg. Een ideale plaats. De villa genoemd. Ze hadden uitzicht naar alle kanten. Het huis zullen ze wel gevorderd hebben. Het behoorde aan Derk Bouwman, die in die kwam te overlijden. Het huis werd gekocht door de familie G. Boerema. Of het toen gevorderd is. weet ik niet, wel dat de fam. Boerema voor de rest van de oorlog bij de familie K.v d Berg in de kelder heeft gewoond.
Hoe groot de post was , is mij niet bekend. maar wel dat er nu constant Duitse soldaten in het dorp  waren. Ze lieten zich ook gelden, vooral hun commandant. Hij heette Osang ( ik schrijf het maar zoals het gezegd werd ).Hij was een echte mensenjager en pakte iedereen op, die zijn ogen niet deugde. Dan werden ze afgevoerd naar Groningen, naar het Scholtenshuis. Wie op het  Scholtenshuis kwam had meestal geen mooi voor uitzicht  Ze werden doorgevoerd naar Amersfoort of Vught en vandaar naar Duitsland.
Zijn opvolger was een zekere Jansen, Niet zo ‘n bruut, wel sluwer en niet beter. Die pakte ook alles  wat hij krijgen kon.
Je hoorde wel dat ze iemand opgepakt hadden. Maar hoe of wat. Nee, dat werd er niet bij gezegd. Ik merkte wel de verontwaardiging, vooral bij mijn vader. Zo ook bij de familie P. Doornbos. Twee van de drie zonen werden opgepakt, verraden door een familielid, die pro Duits was. Ze wisten precies waar ze zaten en dat ze thuis waren.
In die tijd hebben ze meester Aardema, hoofd van de Gereformeerde School, ook opgepakt. Hij heeft  twee dagen in de villa vastgezeten voor verhoor. Waarom? Zal wel met het verzet te maken hebben gehad. Ze hebben zeker niets kunnen bewijzen, want na 2 dagen kwam hij weer vrij.
Wel kregen we op een zekere dag een zoon van een n.s.b ‘er op school, een dorpgenoot. Hij had ook een kameraad ,dat was geen dorpsgenoot. Dat was een zoon van een Nederlander, die officier was in het Duitse leger. Niet zo ‘n plezierige jongen. Hij pochte nogal wat over zijn vader. Thuis werden we voor deze jongen gewaarschuwd. Vertel hem niets en blijf uit zijn buurt.

Jodenvervolging
Bij ons in het dorp hebben geen Joden gewoond. Men had het wel over Joden, maar dat was ook alles. Ik herinner me dat één keer een man  met een jodenster in Pieterburen heb gezien. Waarom die zo n ster droeg, zou ik niet weten en van de Joden vervolging staat me niets bij, wel dat de Duitsers feller op hen waren, dat wel, dat merkte je ook. Na de oorlog is het me wel duidelijk geworden.

Razzia

Op een Zondagmorgen. We zaten nog te eten, een heel gebonk op de voordeur. Mijn vader deed open, wij moesten in de keuken blijven en dat het niet goed zat, begrepen we ook  Het was een geschreeuw bij ons in de winkel. We waren wel angstig, maar vader kwam weer terug. Het was niet om hem te doen. Later bij de kerk werd gezegd, dat Hilbrand Burema en Jaap Ritsema  waren opgepakt. Hoe of wat werd niet gezegd. De schrik en angst zat er bij mij goed in, dat weet ik nog wel. Ze hadden mijn vader ook mee kunnen nemen.
Bij een latere razzia is Lammert  Danhof  in Winsum opgepakt. Er zijn toen meerder opgepakt ook uit andere dorpen. Het was een vergeldingsactie van de Duitsers op de moord van dhr  Keyer in Bedum

Opgepakt en straf

Als kind heb ik hem één keer gezien bij de kerk. Later hoorde je dat hij was opgepakt met Garmt Molenhuis en Hendrik  Kruizenga en weer later de straf die ze kregen. Ds G. Boersema heeft nog voor hen gebeden in de kerk  Dirk. E. Wierenga kreeg de doodstraf en is dat ook voltrokken. Wat toch een hele schok in  het dorp Westernieland en in de kerk gaf. G. Molenhuis kreeg 10 jaar en H. Kruizenga 5 jaar gevangenisstraf.
Verder hebben in de concentratiekampen gezeten: Jaap en Alides Doornbos en Reinder de Haan en misschien nog wel. Het had alles met het verzet tegen de Duitser te maken, dat begreep je als kind
al wel.

Werken voor de Duitsers

Doordat mijn vader ook fietsenmaker was, kregen we geregeld Duitse soldaten in de zaak, als ze hun fiets kapot hadden. Ik heb eigenlijks nooit gemerkt dat hij dat met tegenzin deed, tenminste hij liet het niet merken. Hij kon misschien ook niet anders
Hij moest ook putjes graven (dat waren verdedigingswerken van de bouworganisatie Todt) . Maar dat kwam bij de herren niet goed uit, want hij moest hun fahrrad machen. Later is hij wel geweest. Ook hij kwam er niet onderuit. Iedereen moest. Het werd op het gemeentehuis geregeld. Toch was daar ook weer het vriendjes politiek bij. Wie van de “partij” was hoefde niet, tot ergernis van anderen en mijn vader. Boeren kregen meestal ook geen oproep. Het waren meest arbeiders, die werden opgeroepen. Hun groep was ook het groots in het dorp.
Het was voor een periode van een week of iets langer en zondagrust kende men niet.
Zondags bleef mijn vader thuis. Zondag was voor hem Zondag. Een rustdag.
Eerst ging men naar Noord- en Zuidlaren. Dat ging met een vrachtauto. Later naar Usquert. Dat ging met paard en wagen. Als beschutting werd er een huif opgebouwd.
Hoeveel mensen er heen gingen, zou ik niet weten. Dit kan ik mij nog wel herinneren, dat er smalend over gesproken werd. Dat er nooit een invasie over het wad naar Usquert zou komen, dat kon niet.

Verduistering

Op een geven moment mocht er ‘s avonds en s nachts geen licht meer te zien zijn. De ramen moesten worden geblindeerd met luiken of wat men ook maar had. De straat verlichting mocht niet meer branden. Verlichting van auto s, als die er nog waren, moest tot een minimum worden beperkt. Dat gold ook voor fietsen. Een heel smal streepje van voren en achteren. Voor op de weg had men er niets aan. Men was amper zichtbaar.
Soms probeerde ik het wel eens zonder zo n kapje. Wat had je dan een zee van licht.

Vervoer

Eerst het vrachtvervoer. Bij ons in het dorp waren twee bode diensten. Bulthuis en Sterenberg. De één zijn auto werd gevorderd, toen werd het Bulthuis en Sterenberg. Aan het eind van de oorlog werd ook de andere auto nog gevorderd en ging men met paard en wagen naar Groningen om hun spullen weg te brengen en weer op te halen.
Zo was het ook met de beurtschippers. Hun auto werd ook gevorderd, maar die hadden nog twee schepen. Een motorboot en een zeilschip. Daar hadden ze zeker geen belang bij, want ze hebben ze niet gevorderd.
De beide melkrijders trof het zelfde lot. Ook zij werden hun auto kwijt aan de bezetter en moesten het ook met paard en wagen doen.
Het vervoer van landbouw producten ging meestal per schip, zoals stro en bieten, maar ook zand en grind en misschien nog meer.

Suikersap

Dit er even tussen door; Er woonde een zekere G. de Vries, oud schipper in een woonschip in de haven. In de bietencampagne viste hij de overboord gevallen bieten uit de haven op en kookte ze. Het ging hem om het sap, suikersap. Het was een soort blanke stroop. Het was een vervanger van suiker.
Bij ons thuis hebben ze het ook wel gebruikt.
Ik zie die man nog wel bij de haven zitten met zijn zwart schipperspetje op. Het was een wat knorrige man. Ze noemden hem dan ook Geert Knor.

Busvervoer

Bij ons in het dorp had je de Marnedienst. In het begin reed alles nog normaal. Later in de oorlog, toen alles schaarser werd, ging men over op gas. Er zat een tweewielig karretje achter de bus met een gaspot er op, dat voor gas moest zorgen. Het werd met hout gestookt. Er waren nog wel eens problemen. Dan was het hout weer op, dan was de gas toevoer kapot of verstopt, dan was het weer te koud. Ze hebben het niet vol gehouden tot aan het einde van de oorlog. Men ging in het laatst met paard en wagen naar Groningen.
De bussen zullen ook wel gevorderd zijn, want na de oorlog had men heel ander materiaal.

Schaarste
Schaarste aan alles: In het begin van de oorlog merkte je daar niet veel van. Men had van alles wat extra ingeslagen, aan levensmiddelen en andere dingen. Maar in loop van de tijd  kwam de schaarste toch. Alles kwam op de bon, dat voor gelijke verdeling, zodat de één niet meer kreeg dan de andere. In die tijd begon ook de zwarte handel.
Gebrek hebben we thuis niet geleden. Aardappels en groente was er altijd. Wel werd er geïmproviseerd. Aardappels bij de boer, groente uit eigen tuin, gekweekt van eigen zaad. Aan fruit was er geen gebrek. Alleen buitenlands producten waren er niet.
Mijn vader was wel fietsenmaker, maar hield er ook nog twaalf schapen op na. Die had hij voor de melk. Daar werd boter en kaas van gemaakt. Dan nog drie schaaprammen voor het vlees, maar dat was geen succes. In de tuin stonden twee strohutten met konijnen hokken, met wel een 80 konijnen. Met regelmaat werd er één geslacht. Van koolzaad werd olie gedraaid, dat moest ook in het geheim gebeuren. Het werd gebruik voor verlichting. Voor jus met uien er door, (siebeltjejus) en misschien nog voor meerdere doeleinden.
Tabak raakte ook op en was niet meer te krijgen. Bijna iedereen had tabaksplanten in de tuin, zo ook bij ons thuis. Ze werden met liefde behandeld. De bladeren werden gedroogd, bij elkaar gebonden en met de bode naar Groningen, naar één of andere tabaksfabriek. Daar werd het verwerkt tot shag of rooktabak en men kon weer roken. Maar het was bijna niet te roken. Dat gold ook voor koffie en thee. Het was surrogaat, gemaakt van iets wat er op leek.
Aan fietsonderdelen kwam ook gebrek, vooral aan banden, maar men was vindingrijk. Lijm voor het plakken van banden werd gemaakt door rubber in benzine te laten oplossen.
De banden waren soms zo slecht, dat als een band lek was en was gerepareerd, moest je de fiets eigenlijks naar buiten dragen, anders was de band weer lek.
Soms reed men op houten banden of banden gemaakt van oude autobanden, banden zonder binnenbanden. t Was niet om te rijden maar men reed.

Brandstof
Steenkool werd schaars. Eerst was er nog cokes van de gasfabriek verkrijgbaar. Later ook niet meer. Ze werd gevorderd voor de elektriciteit voorziening. 
Hout was dan de voornaamste warmte bron en dan nog wat turf.
Op Zijlbrugge  werden bomen gekapt. Mijn vader  kocht het tophout, de kruinen voor kachelhout.
In de laatste winter werden er bomen clandestien gekapt.
De elektriciteitvoorziening kwam op laag pitje te staan. Bij particulieren werden de stoppen er uitgedraaid. Men moest maar zien waar men zijn verlichting weg kreeg. Bij bedrijven gebeurde dat niet, toch hebben we wel bij een tuitlampje gezeten, of er dan helemaal geen voorziening was , weet ik niet.
Er werd ook clandestien afgetapt. Bij sommigen ging dat door tot na de oorlog.

Evacués

Er werden huizen gevorderd voor mensen uit Zeeland, die daar op één of ander manier daar moesten wijken voor de bezetter. Evacués werden ze genoemd. Er was niks mis mee. Ze vonden hier gewoon  werk en werden in de gemeenschap opgenomen.
Aan de eind van de oorlog kwamen er nog mensen uit Limburg. Hier was ook niks mis mee, alleen ze waren er wel slechter aan toe. Hadden ook ongedierte bij zich.

 Inkwartiering van Duitse troepen .

Het in het laatste jaar van de oorlog, dat dit gebeurde. Het was een pantsereenheid. Ze moesten hier weer op verhaal komen. Ze werden ingekwartierd in de Openbare school. Dat hield in dat leerlingen bij ons naar school moesten en wij om de andere dag naar school gingen. We zaten er niet mee.
De officieren werden bij burgers onder gebracht. De soldaten zaten in de school en hun voertuigen stonden bij verschillende bedrijven onder dak  De keuken was bij de familie van der Kooi. Hun kok kan ik me nog goed herinneren, Het was een man van grote omvang.
Ze waren hier voor rust, werd er gezegd. Maar alle dagen waren ze bezig met oefenen.
Voor ons kinderen gaf dat weer levendigheid in het dorp. Maar het was ook weer van voorbije aard.

Invasie

Dat het niet goed ging met de oorlog merkte je wel. 6 juni. De invasie in Normandië. Het werd met vreugde ontvangen, althans bij ons. Er werd ook veel over gesproken. En dan 6 september, de landing bij Arnhem. Er was blijdschap. Nu was de oorlog gauw afgelopen. Je merkte de onrust bij de Duitsers Maar het kwam anders uit. De laatste winter moest nog komen.
Het Duitse leger kreeg ook gebrek. Er werden paarden bij de boeren gevorderd. Het waren meestal niet de besten die ze kregen, althans dat werd geprobeerd. Later werd alles wat maar rijdbaar was, auto s en trekkers gevorderd en bijeen gebracht op een stuk land naast de villa en weer afgevoerd.
Zulke voorvallen brengen sensatie mee en zie je de ernst er zo zeer niet van in.

Bombardementen en vliegtuigen

De bombardementen op Duitse steden hebben wel indruk op mij gemaakt  Je werd ouder, kreeg ook meer te horen. Begreep het misschien ook beter.
‘s Nachts, je lag in bed en je hoorde ze in de verte weer aankomen, het ééntonig geluid van veel vliegtuigen, richting het Noorden van Duitsland, naar de steden Bremen en Hamburg. Ze vlogen over en na een paar uur kwamen ze weer terug. Het zelfde geluid weer. Dan werden ze vaak bestookt. Vanaf  Borkum, Emden of Delfzijl. Ze werden gevangen in hun zoeklichten. Zaten ze in de straal gevangen, dan was er geen ontkomen meer aan en werden ze neergehaald. Er zijn verscheidene brandend neer gestort. Meestal kwamen de bemanning er nog wel levend af, maar de meeste werden toch opgepakt door de Duitsers en afgevoerd. Toch niet altijd hadden ze dat geluk. Zie maar op de begraafplaatsen in je omgeving.
Eén voorval wil ik noemen van een vliegtuig dat op het wad is neer gekomen. t Was op een Zondagmorgen vroeg, dat het gebeurde, 10 of 11 piloten zijn om het leven gekomen. Bij de familie G Boerema zijn ze opgeknapt en in kisten gemaakt en begraven op de begraafplaats in Westernieland. Het heeft me wel bezig gehouden, maar als kind ben je het ook zo weer kwijt, dan zijn er weer andere dingen die je aandacht vragen.
In het laatst van de oorlog werden de aanvallen heviger en ook over dag. Ze waren dan goed zichtbaar, voor ons, maar ook voor de vijand. Hierdoor had je vaak luchtgevechten boven ons. Het waren angstige momenten. We hebben vaak in de gang tegen de muur gezeten.
Dat zijn angstige momenten, die je altijd bij blijven. Ook dat geluid van die vliegtuigen.

Oorlogswinter

De laatste winter: De laatste winter was de slechtste winter, ook wel de hongerwinter genoemd. Aan alles kwam gebrek. Gewoon eten was wel, Maar je kleren raakten versleten of je was er uit gegroeid.
De voorzieningen werden minimaal en je voelde ook als de druk van de bezetter, ook als kind.
Je zag mensen uit de randstad hier om voedsel te halen, mager en ondervoed, met hun verhaal. Voor een kind bijna niet te geloven.
Er waren hier ook kinderen uit die steden bij pleegouders. Ze hadden het hier beter dan thuis.

Tegen het einde van de oorlog

In de laatste jaren van de oorlog  had je, wat ze noemden, spertijd, mocht je niet op straat komen. Eerst niet tussen tien uur s avonds en zes uur s morgens, later werd dat aangescherpt van acht uur s avonds tot zes uur s morgens.
Dat acht uur vond ik in de zomer lastig. t Was mooi weer en licht en je moest binnen blijven. Er was dan ook geen kip op straat.
In het voorjaar van 1945 werd de commandopost in Pieterburen opgeheven. Ze zijn met stille trom vertrokken.
Je hoorde en merkte dat het voor de Duitsers een verloren zaak was. Je hoorde van hun verliezen en de overwinningen van de Geallieerden, tot dat ze voor Groningen stonden.
De beschieting was hier te zien en te horen. Grote rook wolken boven de stad. Mijn ouders maakten zich zorgen over familieleden in de stad, Dat was zaterdags. Zondags daarop  zag je de aftocht van de Duitsers door het dorp. Ze liepen bij wijze van spreken op een schoen en een klomp.
Ze waren verslagen, maar daarom nog niet ongevaarlijk. Ze hebben de bruggen in Mensingeweer en Winsum nog opgeblazen.

Bevrijding

In begin van de week werd gezegd “De Canadezen zijn in Leens, Eenrum en gaan richting Baflo.”
Wij er op de fiets er achter aan, naar Warffum, maar geen Canadees gezien. Wel mensen , die uit hun dak gingen van blijdschap. “We zijn vrij”. De oorlog was voorbij en als kind kreeg ik ook dat gevoel , we zijn vrij..
Het was nu tijd voor feest. Men was overal in feeststemming. Overal hield men bevrijdingsfeesten en optochten. Toch kwam er een domper op de feestvreugde in Pieterburen. Grietje Lofvers kwam op Broek met haar fiets te vallen en werd overreden. Ze is aan de gevolgen overleden.

Aanpak verraders

Het oppakken van de n.s.b ‘ers ging niet altijd zachtzinnig. Van dergelijke praktijken heb ik van gegruwd, toen al. Ik vond het vreselijk dat men mensen zo kan vernederen. Een ieder die straf verdient, behoort ook gestraft te worden. Maar niet door martelingen of vernederingen, wie hij of zij ook is. Het mag geen wraak zijn op je tegenstander. Dan ben je niet beter dan hij of zij.
Toch kan ik geen sympathie opbrengen voor mensen, die hun vaderland hebben verraden en mee hebben geheuld met het nazi systeem en er voor vochten.
Nog veel minder voor die mensen, die hun medeburgers hebben verraden aan hetzelfde systeem en dat op een sluwe, gemene manier deden.
Maar als er in je familie of naaste omgeving iemand is opgepakt en niet is terug gekomen, of hier is doodgeschoten, zullen wel andere gedachten hebben. Dan kan ik dat best begrijpen
Misschien was ik wel te jong om de ernst van dat leed en die vernedering in te zien, wat de bezetter deze mensen heeft aan gedaan.
Ze werden opgepakt en  eerst bijeengebracht in de ijstent op de ijsbaan in Eenrum. Mijn vader heeft daar nog wacht gelopen. Later zijn ze over gebracht naar het kamp “De Slikken” en hebben daar hun straf uitgezeten. Ze werden in de omgeving te werk gesteld. In de landbouw,  maar ook in de woningbouw, ”De bungalows” in Kaakhorn zijn er nog van. De wegenbouw; de weg naar de Linthorst Homanpolder, de Schapenweg en de Allard  Kwastweg, de weg door de polder. Een betonweg, het ligt er nog.
De steenglooiing diende als bescherming van de zeedijk. De stenen werden per schip in de haven van Pieterburen aangevoerd, daar gelost en per auto naar de dijk vervoerd. Met de Deltawerken is de dijk op hoogte gebracht en de steenglooiing vervangen door asfalt.
Hoeveel mensen er gevangen gezeten is mij niet bekend. Het was een hele leefgemeenschap met alles wat bij hoorde: Bewaking, verzorging, lichamelijk maar ook geestelijk. De plaatselijke kerken hadden hun aandeel daarin. Er was een sociaal verzorger, dhr  K. van Dorp, de man van de schrijfster Jo van  Dorp-Ypma.
Er werden voorstellingen en andere activiteiten gegeven. Naar mijn mening hadden ze zo slecht nog niet.
De gemeente en de middenstand in de omgeving zijn er wel bij gevaren. Het gaf wel bedrijvigheid. Maar het was tijdelijke aard.
Wat er nu nog van over is, is eigendom van de fa. Frieling. Het wordt gebruikt voor opslag van landbouwproducten en voor toeristische activiteiten. Er staan nog een woonbarak, de kantine en het gebouw, waar de beheerder heeft gewoond, waarin de keuken ook heeft gezeten.

Terugkomst

In de weken na de bevrijding kwamen de mensen, die ondergedoken hadden gezeten, weer thuis. Er waren mensen bij die ik niet kende en toch bij ons uit het dorp kwamen.
De mensen die opgepakt waren en in Duitse concentratiekampen hadden gezeten, kwamen ook weer thuis. Men leefde wel in spanning. Zullen ze nog leven en hoe komen ze thuis. Dirk. E. Wierenga is gefusilleerd en later herbegraven in Westernieland. In Westernieland is er een straat naar hem genoemd, naar ook in Enkhuizen.
De anderen kwamen terug. Enkelen hebben nog op bed gelegen, ten gevolge van ondervoeding of andere gevolgen.
Ze hebben het gewone leven weer opgepakt. Maar over de tijd dat hebben vast gezeten, wordt niet veel gesproken. Men wil er eigenlijk niet aan herinnerd worden.
Was de leed, de onderdrukking en vernedering te erg geweest. Wie zal het zeggen.

Terugblik

Als ik dit opschrijf is het meer dan zestig jaar later. 2006. Veel dingen komen in je herinnering weer boven, wat je toen als kind hebt meegemaakt.
Het waren gebeurtenissen  binnen je dorpsgemeenschap. Verder reikte je gezichtsveld ook niet. Er was geen radio en helemaal geen T.V.
Het grote gebeuren ging aan je voorbij. Wat zegde mij de bombardementen op Rotterdam, Maar ook Amersfoort en Vught, als concentratiekampen, met alles wat daar gebeurde. Wat er met de Joden gebeurde, helemaal niet. Van D-day hoorde ik vaag . De Geallieerden waren in Frankrijk geland  De bombardementen op de Duits steden. Je hoorde de vliegtuigen overkomen en weer terug  komen. Je zag de gevolgen er niet van. De angst en het verzet tegen de duitse onderdrukker merkte je wel. Het was je vijand, al leefde je in het beschermende gebied van je ouders. Er werd over gesproken, er lag altijd een spanningsveld.
Waarom ging ik met mijn vader in Groningen naar verschillende adressen. Waarom naar G Doornbos op zijn onderduikers adres,(één van de broers eerder genoemd.) Was het voor camouflage, ik was nog maar tien jaar. Ik hebt er nooit naar gevraagd.
Waarom waren er s avond altijd zoveel jonge mannen bij ons in de werkplaats? Waar werd over gesproken? was het over het verzet?  Ik zou het niet weten.Hiermee wil ik eindigen. Zo‘n oorlog nooit weer. Zoveel menselijk leed nooit meer, werd er toen geroepen en dat moet ook nooit weer. Maar de garantie kan daar voor niet worden gegeven, zelf door de Verenigde Naties niet. De mens is en blijft slecht.
Hoeveel conflicten en oorlogen zijn er nadien al weer geweest, dan hier dan daar tussen landen en volken, zelf tussen godsdiensten. Ze zijn niet te tellen.
Hoeveel mensen zijn er na die tijd vermoord. Het loopt in de miljoenen.
Vrede, men mag en moet het proberen. Het zal altijd een illusie blijven zo lang de wereld bestaat. Oorlogen en geruchten van oorlogen.

 

Pieterburen, 2006