Iets over de Kroniek van Abel Eppens tho Equart
T.C. van Hoorn
Hogelandster 23-07-1970
1. Levensgeschiedenis
Abel Eppens heeft geleefd van 1534 tot ongeveer 1590. Hij is geboren op de edele heerd Bolhuis gelegen in de buurtschap Eekwerd bij Wirdum.
Zijn vader heette Eppo Abels, deze was 3 keer getrouwd.
De naam van zijn eertse vrouw, Abels moeder, is onbekend, waarschijnlijk ….. Sickens (dochter) omdat de eerste (sibbe) voogd van Abel Eppens Popko Sickens was.
De tweede (vreemde) voogd was Ballo Froma redger van Wirdum.
De tweede vrouw, Abels stiefmoeder, was Anna Tryaens.
De derde vrouw, Abels 2e stiefmoeder, Eeke Tammen.
Deze laatste is in 1545 samen met haar man aan de pest gestorven.
Abel Eppens was toen 11 jaar.
Het is waarschijnlijk dat Abel Eppens een zoon was uit het eerste huwelijk van zijn vader. Hij had één zuster: Engele die later getrouwd is met Sebastian Wabbens, burgemeester en oprichter van Appingedam. Verder had hij nog twee halfzusters Eyske en Bauwe.
Als 11-jarige jongen is hij met zijn vader naar Groningen geweest om Koningin Maria van Hongarije te zien. Bij een bezoek aan de Martinikerk waren ze er getuige van dat twee metselaars, die met een ton in de gewelven waren gehesen om de kerk ter gelegenheid van dat bezoek schoon te maken, door breuk van het touw te pletter vielen in het koor.
Nog hetzelfde jaar stierven zijn vader en stiefmoeder aan de pest. De voogden Pocko Sickens en Ballo Froma zorgden dat hij in Framsum nog 2 jaar naar school ging.
In overleg tussen de voogden en zijn stiefgrootvader Sicke Tammens van Zeerijp werd besloten hem in Groningen naar de A-school te laten gaan. Hij had er zelf geen zin in:’um mijnes vorigen meesters haerdicheit’, zoals hij later schrijft. Deze waarschijnlijk plak en roede hanterende onderwijzer was Meester Vogelsanck.
Inmiddels was het land van ‘Bolhuis’verhuurd. De huurde moest het huis apart overnemen. Eppens schrijft daar later van: het huis werd verkocht voor 700 gulden, hoewel het wel 1500 waard was.
Hij kwam in Groningen in het huis bij de ouders van de rector van de A-school Gerlacus Verrutius. Ze worden Wilhelm en Stijne genoemd. Verrutius is de gelatiniseerde familienaam Verrooten.
Na de A-school te hebben doorlopen gaat hij nog naar de St. Praedinius. In 1555 gaat hij naar de hogeschool in Leuven.
Eppens moet wel een boven-middelmatige leerling zijn geweest en heeft steeds de invloedrijke steun gehad van zijn familie en Ballo Froma die ‘Heer van Wirdum’was. Na Leuven ging hij ook nog naar Keulen in 1557.
In 1558 is hij in Groningen geweest om zich daarna onder het gehoor van Phillipus Melanchton te scharen. Hij is aanwezig geweest bij de begrafenis van Melanchton in april 1560, daarna keerde hij terug naar huis.
In mei 1562, toen hij 28 jaar was, trouwde hij met Frouke Louwens en ze werden boer en boerin op de boerderij van zijn schoonvader Louwe Havicks te Enselens. Deze buurtschap ligt bij Garrelsweerd ongeveer 2 km van Bolhuis.
Enige jaren later verhuisden ze naar Bolhuis. Wanneer we rekenen dat vanaf 1547 de boerderij 3 keer 6 jaren is verhuurd, is dat waarschijnlijk in 1565 geweest.
In 1569 wordt hij genoemd als wedman van Wirdum. Vanaf zin studententijd was hij aanhanger der hervorming. Maatschappelijk trad hij nog niet op de voorgrond en hoefde bij het bezoek van Alva nog niet te vluchten.
In 1580 werd hij benoemd tot proviandmeester aan de zijde van de Staten (om troepen van levensmiddelen te voorzien). Met het verraad van Rennenberg moest hij toen in ballingschap gaan naar Emden, 2 mei 1581 gevolgd door vrouw en kinderen en schoonmoeder.
Omstreeks 1582 wordt hij genoemd als gedeputeerde der Ommelanders in ballingschap. In 1589 neemt zijn kroniek een einde.
Hij leeft nog in april 1590 maar keert in 1594 niet uit ballingschap terug.
- De kroniek
Eppens heeft zijn kroniek tussen 1580 en 1590 geschreven in ballingschap te Emden, zoals hij zelf zegt ‘voor de zijnen’: dus voor zijn familie. Hij verwerkte naar eigen inzicht het nieuws dat in Emden rondverteld werd en hij had vaste berichtgevers, zeekapiteins, die vrij geregeld in Frankrijk, Spanje en Engeland kwamen. Ondanks de oorlog was er een goede berichtendienst met de ommelanden.
Eppens is een vertegenwoordiger van de ommelanden en dus tegen de stad; hij is calvinist en dus tegen de roomsche kerk. Ook stelt hij zich als eigen-erfde boer zeer kritisch op tegenover de ommelander jonkers, wanneer ze hun macht buiten de gegeven rechtsregels om willen vergroten.
Hij geeft er blijk van, door zijn universitaire opleiding, de politieke situatie in Europa goed te begrijpen en duidelijk onder woorden te kunnen brengen. Hij schrijft evenwel vrij slordig met veel fouten en hij gebruikt veel woorden in het Gronings dialect.
Eppens had in Emden natuurlijk omgang met andere uitgewekenen. In het bijzonder met Johan Rengers van ten Post en Doede van Amsweer. Rengers schreef ook een kroniek en ze wisselden gegevens uit. Na de dood van Eppens is de kroniek beland bij de familie Werumeus (familie van zijn grootmoeder). Daarna via Ubbo Emmius bij Mr.A.J.Sitter. De Sitter overleed in 1814. Zijn kostbare bibliotheek werd pas in 1863 geveild. Daar heeft het Archief het handschrift voor f 40 gekocht. Vóór die tijd waren er verschillende afschriften gemaakt o.a. door van Halsema, die op Rusthoven woonde. Ook Ds.Westendorp heeft de beschikking gehad over de kroniek.
Eeith en Brugmans die de kroniek in 1911 in druk hebben uitgegeven noemen haar: een dikke rijstebrijberg van Eppens omslachtigheid. Dit kan ik geheel onderschijven. Het hele werk zit vol belangrijke gegevens op elk terrein van de tweede helft der 16e eeuw; maar het is een uitermate vermoeiende en vervelende bezigheid om alle gegevens van één bepaald onderwerp bij elkaar te krijgen. Daar hij alles ongeordend achter elkaar opschrijft wat hem ter kennis is gekomen.
Bijvoorbeeld volgt na een beschouwing over de erfopvolging in Polen, de mededeling dat in een bepaald jaar de kivieten zo vroeg terug waren in Friesland, wat weer zonder onderbreking gevolgd wordt door een mededeling over het ophangen van de paar spionnen. Ik zal de inhoud van de kroniek dan ook niet op de voet volgen. Voor onze kring leek het me wel interessant de berichten over de Marne en naaste omgeving zoveel mogelijk te verzamelen. - Uit de inhoud der kroniek
Het is niet zo gemakkelijk om uit de politieke verhoudingen in Groningen en Ommelanden wijs te worden in de tijd vóór de reductie in 1594.
In de tijd voor en omstreeks 1500 is er niemand aan te wijzen die als machthebber in de Ommelanden optreedt. Het lag dan ook open voor gegadigden om zich als zodanig te doen erkennen. Eén figuur daarvan was Focko Ukema aan wie dit tijdelijk gelukt is. Daarna kwam Graaf Edzard van Oost-Friesland. Hij had Stad en Ommelanden een groot bedrag geleend om Nittert Tox af te kopen.
Toen de lening niet afgelost kon worden, gingen er 40 hovelingen en geestelijken uit de Ommelanden vrijwillig in gijzeling naar Emden. De stad weigerde te betalen en toen sloten de Ommelanders een verbond met Edzard. Edzard op zijn beurt sloot een verbond met Albrecht en later met George van Saksen die Heer van Friesland waren. Maar al gauw kregen ze ruzie en in 1506 werd Edzard als Heer erkend door Groningen.
Het verbond van 1482 tussen Stad en Ommelanden werd erkend, zodat de Stad het stapelrecht en brouwrecht behield.
In 1514 kon Edzard zich militair niet staande houden en de macht werd overgenomen door Karel van Gelder. In 1518 werd deze ingehuldigd in de Stad en in 1521 door de Ommelanden.
Deze was het die leervrijheid gaf aan de Hervormden. In 1522 werd de eed van trouw afgelegd in de St. Walburgkerk, maar de troepen van Karel V waren niet ver meer af. In 1524 werd die Heer van Friesland. In 1528 van Utrecht en Overijssel.
In 1536 werd Groningen en Ommelanden bij verdrag van Grave afgestaan aan Karel V voor 35.000 goudguldens ineens en levenslang 25.000 guldens per jaar. Twee later stierf Karel van Gelder.
Het conflict met Karel V begon in Groningen met slagen bij Heiligerlee en Jemmingen in 1568. Voor die tijd was een zekere reformatie heel rustig verlopen, niemand maakte het de ander lastig, ondanks de plakaten die Karel V vanaf 1540 uitvaardigde. Met de komst van Alva moesten de meest op de voorgrond getreden Hervormden reeds uitwijken.
Johan de Mepsche proost van Loppersum en luitenant van de Hoofdmannenkamer, laat zich in al z’n kracht gelden tot de Pacificatie van Gent in 1576. Hij heeft zich met Jochem Panser verrijkt door het geroofde vee na de slag bij Jemmingen te verhandelen.
Sicko Panser, redger van Warffum, neemt z’n eerste watergeuzen gevangen op Rottumeroog in 1572 en laat ze in Groningen onthoofden.
De machtsstrijd tussen Groningen en Ommelanden bereikt een hoogtepunt door de gevangennemng van vrijwel alle ommelander vertegenwoordigers in 1577 op 1 november.
Het verraad van Rennenberg in 1580 deed het oorlogsgeweld in alle hevigheid in onze streken losbarsten.
Aanvankelijk zijn de staatse troepen in de Ommelanden vanuit Friesland in de aanval. Het Aduarder Klooster gaat bij een botsing in 1580 verloren. Op 8 september 1581 komen enkele vendels staatse troepen vanuit Dongeradeel naar de Marne om te plunderen. Het schathuis van Jochum Panser wordt verbrand en hijzelf wordt meegevoerd. Ze worden verjaagd door de Spaanse troepen, daarbij wordt de zoon van Siert Panser doodgeschoten.
4 November 1581 steken de Staatsen vanuit Hunsterland boerderijen in Niekerk in brand. In geheel deMarne wordt schatting geheven voor de Staatse troepen. Desondanks bleef Wigbold van Ewsum ook nog plunderen.
De Spaande troepen gaan in winterkwartier op de Tammingaborg ye Hornhuizen, in Warffum en in Winsum.
In januari doen de Staatsen vanuit Niezijl een uitval naar Eenrum, maar worden door Hendrick van Delden vanuit Huis te Dijke verdreven.
In het voorjaar trachten Ewsum en Engelse hulptroepen onder aanvoerder Norris vanuit Aduard Groningen belegeren. Van beide zijden werd het platteland geplunderd. De uitgeweken gedeputeerden (waaronder Eppens wilden weer terugkomen en zonden 4 afgezanten naar Ewsum en Norris om beter orde op zaken te stellen: Johan Rengers van Hellum, Claes ten Buer van Appingedam, Johan van Lellens en Johan de Mepsche Jr. van den Ham. Daartoe werd een landdag belegd op 24 juli 1582 in de Weem te Leens.
De syndicus der Ommelanden stelde namens Ewsum nogal hoge eisen en Norris beloofde met de Staten te overleggen ‘tot Landes besten’, als eer en lening gegarandeerd werd.
De bescherming van Ewsum en Norris had in de praktijk niets te betekenen. Een week later wordt Ewsum door de Tassis uit Winsum verdreven. De Tassis laat Ewsum tot grote woede der stad wegtrekken naar Dokkum. De omliggende schansen worden voor het vertrek door de Staatsen verbrand o.a. Ranum, Schillingeham en Winsumerzijl.
Het beleg van Groningen was opgeheven en Norris trok terug over Visvliet en Dokkum naar Hollum. De Ommelanden werden nu weer geplunderd door de Spaanse troepen onder Verdugo vanuit Niezijl, o.a. Leens en omgeving.
In 1582 wordt Wybe van Goutum door Verdugo aangesteld tot commandant van de troepen in de Marne. De bezetting van Zoutkamp heeft als commandant Hopman Heroma.
25 Januari 1582 schrijft Ewsum de volgende brief aan de Gedeputeerde Staten van Friesland:
‘Ingelicken ducht mij geraden den Nijenziel verstarckt hadde und een infal gedaen in de Marne, brandende voervoets all off wat men becomen can. Soe soelen dusse malcontenten gedrongen worden weder toruggge to trecken.’
w,g, Ewsum ridder.
Misschien heeft als praktisch antwoord op deze brief Bernhard van Merode die toen in Friesland stadhouder namens Willem de Zwijger was, vanuit Dokkum weer een plundertocht in de Marne gehouden. Inmiddels had Ewsum een ander strijdtoneel gezocht en de punt van Reyde veroverd.
In 1583 waren Ewsum en Entens beide in de Schans van Oterdum. Om ons onbekende redenen maakt Ewsum met zijn zoon en een kleine groep soldaten een krijgstocht langs den schansen Reyde, Farmsum, Hevekes, Termunten naar Wagenborgen waar Hopman Cammen 2 schansen bezet houdt met West-Friezen. Hier wordt overnacht waarna ze verder trekken over Midwolde en Winschoten naar Wedde. Onderweg tussen deze laatste plaatsen worden ze overvallen door Hans Spirata met een groep Malcontenten. Zowel Ewsum als zijn zoon Caspar worden gewond en vluchten in oostelijk richting.
Teruggekomen in de schans van Reyde sterft eerst Caspar aan zijn verwondingen en later ook Wigbold van Ewssum.
15 Juli 1584 wordt een plundertocht door Spaanse troepen vermeld in Pieterburen, Westernieland en den Andel. Hopman Reinveld achtervolgt ze dwingt ze de geroofde schapen te laten lopen; maar daarna gaan zijn soldaten zelf plunderen.
1584 is wel ongeveer het diepste punt van de plundering en brandschatting van de Groninger Ommelanden. Een groot gebied rond Aduard en Visvliet is volkomen door de bewoners verlaten.
De Appingedammer burgemeester Claes ten Buer brengt het zon onder woorden:
‘Wanneer we vanuit Westfriesland een inval in de ommelanden zouden doen, zou men ons ongeluk eerst goed beseffen want er zou niet één huis overeind gevonden worden, van de Marne af tot Delfzijl toe.
’12 maart 1585 wordt weer een inval in de Marne ondernomen met 9 vendels Staatsen vanuit Friesland. De namen van 2 gidsen worden vermeld: Mello Hayens en Peter Meus. Heel de Marne tot Eenrum toe wordt gebrandschat. Op de terugweg wordt voor ‘Geert Leeuwen hus’(dat is Asinga borg in Ulrum) Pieter Meus doodgeschoten door Spaanse soldaten, dat zich daar verstopt hadden.
In 1585 vindt Eppens het ook de moeite waard een uitspraak van de uitgeweken Onsta van Leens te vermelden:’Wibe van Goutum hopman kan de boeren van de Marne voor zich laten werken en herendiensten laten doen; dat kan mij later niet geweigerd worden, want het is mijn heerlijkheid.
‘In 1586 wordt Johan Oltgens van Hornhuizen, uitgeweken naar Emden door Johan Arents van de Cruisstee redger in de Marne gedagvaard om binnen 28 dagen te verschijnen om schatting en dijkonderhoud te betalen, anders worden zijn landerijen gerechtelijk verkocht.
Dit is ook symptomatisch voor deze tijd; zo werden ontelbare hervormden geruineerd. Ook de Staf heeft zich hierin veelvuldig schuldig gemaakt.
12 december 1586. In de toren van Leens waren twee wachters bij hun vuurtje in slaap gevallen daardoor brandde de toren uit en ze kwamen in de vlammen om.
Tot overmaat van ramp is er van 16 op 17 november 1587 en zware storm geweest, die grote overstromingen in de hele provincie ten gevolge had. In de Marne was er een dijkdoorbraak bij Barnegaten.
Vanaf 1587 is de invloed van Willem Lodewijk van Nassau op het krijgsgebeuren merkbaar. Hij was reeds in 1584 stadhouder van Friesland geworden. Hij sloot langzaam maar zeker de troepen van Verdugo in.
De ommekeer kwam in 1589 met de verovering van de schans van Enumatil. Zoukamp werd ook ingenomen in 1589.
Prins Maurits veroverde Delfzijl in 1591 en samen veroverden ze Wedde in 1593. Daarna werd in 1594 Groningen ingesloten.
Er werd aan alle kanten orde op zaken gesteld, de strijd tussen Stad en Ommelanden werd door de Algemene Staten gedwongen beëindigd.
Helaas heeft Eppens deze goede afloop niet meer beleef. Men weet niet precies het jaar, maar tussen 1590 en 1504 is hij in Emden overleden.
Dankzij zijn kroniek hebben wij kennis gekregen van veel bijzonderheden uit deze benarde tijd.