Bijzonderheden over kerspel Vliedorp o.m. Ol Weem en Hollemaheerd

Lezing van Mevrouw I.H.Zijlma.
Onderwerp: Enkele bizonderheden over het kerspel Vliedorp, o.m. Ol Weem en de boerderij Hollemaheerd.
(Gepubliceerd in de Hogelandster in 1964)

 

Bij het bespreken der wierden van het kerspel Vliedorp dienen te worden genoemd:
a. Ol Weem
b. Hoogte
c. de beide wierden van Westerhuis.
 De beide wierden van Westerhuis, de boerderij bewoond door Diederik Wierenga en zijn gezin, liggen aan weerszijden van de ree. De gebouwen van Westerhuis staan op de westelijke wierde, terwijl op de hoogte, hier tegenover gelegen, eveneens bebouwing is geweest.
 Op de wierde de Hoogte hebben 2 boerderijen gestaan. De belangrijkste hiervan droeg de naam Hoogergeem toe Dijckhuizen en komt in sommige acten ook voor als Brongersmaheerd. Deze laatste naam is afkomstig van Eysse Brongers van Zuidhorn, die omstreeks 1600 de eigendom van deze boerderij had.
Dan is er nog de wierde Ol Weem. Zijn we, komende van de kant van Zuurdijk, de brug over de Houwerzijlstervaart gepasseerd dan ligt even ten westen van de boerderij Vlakkeriet de kleiweg, die in zuidelijke richting afslaat naar Ol Weem, de wierde waarop het dorpje Vliedorp heeft gelegen.
Weem is de oude naam voor pastorie; vroeger wedeme of wedem = aan de Kerk geschonken goed. De naam Weem komt slechts zelden meer voor. In het Westerkwartier is een boerderij vlak bij de kerk te Midwolde die de naam De Weem draagt. Volgens K.ter Laan is de Weem aan de westelijke zijde van het Martinikerkhof nu het Landbouwhuis. Ook  zegt Ter Laan in zijn Gron. Woordenboek dat ouden van dagen wel eens hebben horen praten over Weemhoes, waarmee ze pastorie bedoelen. Ook de familienaam Weemhof herinnert er nog aan. Wat Vliedorp betreft, wordt sinds 1708 gesproken van de Vliedorper Weem.
De wierde ligt midden tussen de landerijen van de boerderij bewoond door Klaas Louwert de Boer en wordt omgeven door de percelen Peerdekop, Padjestuk en Dobstuk. Volgens overlevering heeft Padjestuk behoord aan het ouder zijlhuis in Houwerzijl. Voor de overrede moesten aan de familie Rietema ieder jaar per 1 november 2 leren halsbogen worden geleverd.
Ol Weem is in 3 stukken te splitsen, op de kaart is dit duidelijk waar te nemen. Op het noordelijkste stuk stond eens de pastorie, in het midden de kerk, terwijl op het zuidelijkste deel dat aan de Houwerzijlstervaart grenst, in de zuidwesthoek een aanlegplaats voor kleine vaartuigen is geweest, Hiermede zullen waarschijnlijk pramen zijn bedoeld. Bij slecht weer in de herfst- en wintertijd, als de kleiwegen onbegaanbaar waren, werden bij begrafenissen de lijken in pramen langs het vaarwater naar het kerkhof gebracht.
Het dorpje Vliedorp zal heel klein zijn geweest en uit een kerk, een pastorie en enkele huisjes hebben bestaan. De toren van de kerk van Vliedorp stond in het dorp Houwerzijl. Volgens ‘de Marne’van J. Zijlma bestond de Houwerzijlster toren uit een betrekkelijk hoge aan het boveneind dichtgekleede houten stoel, waarin zich een uurwerk bevond, dat in het midden van de 19e eeuw nog in Winsum aanwezig was. De toren stond onmiddellijk aan de dijk, even ten zuiden van de plek, waar vroeger een zijl lag en behoorden bij de voormalige kerk te Vliedorp, doch was daarvan bijna een kwartier uur gaans verwijderd.”Genoemde toren is in 1780 ingestort.
In welk jaar de kerk is afgebroken is niet bekend. Wel vermeldt ‘de Marne’ dat in 1689 daar de kerk in Vliedorp zeer bouwvallig was geworden, de kerkeraad voorstelt om gedurende de vacature, ontstaan door het overlijden van Johannes Wilman al de predikbeurten in Niekerk te houden, wat echter bij de collator Haro Caspar, baron van Inn und Kniphausen te Ulrum niet in goede aarde valt. De kerkeraad meende echter, dit te moeten doen tot meerdere stichting van de gemeente en tot profijt van de armen. Uit het feit dat in hetzelfde jaar (1689) 6 a 7 kinderen te Vliedorp en slechts 3 te Niekerk zijn gedoopt, blijkt dat de oude toestand is gehandhaafd.
Het gaat verder snel bergafwaarts met de kerk van Vliedorp. In 1691 werden de diensten, rechtens beurtelings met Niekerk meer en meer ongeregeld gehouden. Op 19 maart 1693 is het laatst aangetekende Avondmaal in de kerk van Vliedorp gehouden. Een jaar later, op 2 december 1694 is het laatste aangetekende huwelijk gesloten. Het was het huwelijk tussen Harmen of Herman Jans en Martje Alberts.
In 1695 werd de kerk in onbruik gesteld. Stenen van deze kerk werden gebruikt voor de bouw van de Herv. pastorie in Leens.
Het aantal lidmaten van de Vliedorper Gemeente bedroeg in 1653 – 26 lidmaten. Na dien is het aantal aanzienlijk gegroeid in 1692 was het aantal groot 42. Voor het jaar 1717 werden 90 lidmaten voor Niekerk en Vliedorp genoteerd. Bij de Kerstvloed verloren 39 hiervan het leven, zodat ruim 2/5 door die vloed omkwam.
Dat het niet altijd vrede tussen de gecombineerde gemeente was, kunnen we uit een aantekening van 1665 opmaken, waar geschreven staat:”Moeilijkheden over de diaconie tussen de gemeenten Niekerk en Vliedorp. In de Marne wordt op deze questie iets uitvoeriger ingegaan, waardoor het verschil van mening ons duidelijker wordt. We lezen daar:”Naar den inhoud van het kerkelijk protocol van Niekerk, werd er dit jaar een overeenkomst getroffen tusschen de wederzijdsche diakenen van Niekerk en Vliedorp over de collecten en daarbij 3 artikelen vastgesteld, dat de collecten in beide kerken gedurende de dienst, door iedere gemeente voor de helft zouden genoten worden; wat buiten de kerken, bij begrafenissen of op andere wijze werd ontvangen, zou zijn en blijven voor de gemeente, waar het inkwam, en tot zekerheid van dat verdrag zouden de diakenen van Vliedorp de sleutels van het blok te Niekerk en omgekeerd die van Niekerk  de sleutels van de armenbus te Vliedorp bewaren.
Oorspronkelijk schijnt Vliedorp een eigen koster te hebben gehad. In 1658 kwam hierin verandering en kregen Houwerzijl (voor Vliedorp) en Niekerk samen één koster. Deze verandering kon gemakkelijk plaatsvinden doordat Herman Couvers, koster te Niekerk vertrok naar elders en Harmen Sibbes, koster te Vliedorp overleed. Willem Johannes, gehuwd met Aaltje Annes, was de eerste koster die zowel het ambt te Niekerk als te Vliedorp bekleedde, met als standplaats Houwerzijl. Dit is zo gebleven want in 1675 werd Jan Wessels van Wehe koster, schoolmeester en waarschijnlijk ook organist te Houwerzijl voor beide gemeenten. Hij was gehuwd met Antje Wierts.
Over de predikanten van Vliedorp het volgende: de gegevens zijn  verkregen uit het Gedenkboek van Stad en Lande, behelzende o.m. een naamlijst van de predikanten dezer gemeente van 1594-1792, van Heino Hermannus Brucherus, predikant en rector te Appingedam van 1751 – 1754.
Tot 1651 zijn de kerken van Ulrum, Vliedorp en Niekerk gecombineerd geweest en werd de zielezorg aan  één predikant toevertrouwd. Als eerste predikant  wordt genoemd:
1595: Johannes Christophori; daarna
1607: Hesselus Nicaius
1621: Arnoldus Meinardi
1628: Wesselius Rhodius gehuwd met Kunogunda Joachims. Wessel Rhodius kwam van Kantens en bedankte wegens hoge ouderdom in 1651 voor Ulrum om zich in Niekerk te vestigen voor de bediening van de gemeenten Niekerk en Vliedorp. Hij overleed in 1653.
In Ulrum wordt nu Rudolfus Kuen beroepen en vanaf die tijd staat de gemeente op zichzelf.
De volgende leraars zijn dus voor de gemeenten Vliedorp e Niekerk:
1653: Johannes Wilman, gehuwd met Geertje Mees. Hij overleed in 1689.
In 1690 werd beroepen Jacobus Berghuis, gehuwd met Geessien Cloeks. Hij kwam van Vierhuizen en was nog geen jaar in zijn nieuwe gemeente werkzaam, toen hij reeds overleed. (1690)
Zijn opvolger was Godefridus Hugtingius, voorheen predikant bij de Nederlandse Ambassade in Portugal, gehuwd met Anne Weinigmans. Omstreeks 1708 bedient hij de compagnie in het Staatsche leger; zijn collega’s in de classis nemen zolang zijn dienst in de gemeente waar. Ds. Hugtingius overleed in 1710. Daar de kerk te Vliedorp sinds 1695 niet meer werd gebruikt, zal hij de laatste jaren uitsluitend in de kerk te Niekerk hebben gepreekt.
Op het kerkhof te Vliedorp liggen vele voorzaten van verschillende families begraven. In een volgend verslag kom ik daar nog  even op terug.
Öl Weem was eertijds beplant met iepen, die in de Tweede Wereldoorlog zijn verdwenen. Het oude kerkhof kwam in verwaarloosde toestand te verkeren en werd niet met de piëteit behandeld die het toekomt. Het vee graasde op het kerkhof en liep over de nog aanwezige graven. In 1958 is Öl Weem door het Groninger Landschap voor de som van fl. 1,– overgenomen en van een nieuwe beplanting voorzien. Bij de werkzaamheden, nodig voor die beplanting, is men gestuit op een oud voetpad en enige zerken. Helaas zijn  door mist en vorst vele bomen verloren gegaan, ook de herbeplanting is geen groot succes geweest. Het ideaal Öl Weem te veranderen in een idyllisch plekje  van de Marne, kan men dan ook als verre toekomstdroom beschouwen.

In het kerspel Vliedorp liggen 13 boerderijen. Verreweg de meesten hiervan dragen een naam. Aan de Vlakkerietsterweg liggen van oost naar west:
1. Vlakkeriet, A.P.C.M. van der Heyden
2. Vliedorp, Kl Mulder
3. Zuidhof, E.Wierenga. Onder deze naam die niet algemeen bekend is, stond het bedrijf in 1828 ingeschreven in de registers van de Brandwaarborgmaatschappij te Houwerzijl die in 1870 is ontbonden. De naam is ontleend aan de familie Zuidhof, die in het begin van de 19e eeuw deze boerderij heeft bewoond.
In het dorp Houwerzijl ligt de oude
4. Hollemaheerd, M.J.Rietema. Ten zuiden van het dorp ligt
5. Waterloo, H.A.Rietema. Verder naar het westen
6. Hoogte, Gebr.van der Spek. Ten zuidoosten hiervan het bedrijf dat
7. eveneens de naam Vliedorp draagt en bewoond wordt door G.J.Dwarshuis. Ten westen van Hoogte ligt
8. Westerhuis D.Wierenga. Ten slotte nog de boerderijen waarvan de landerijen zich naar het Reitdiep uitstrekken. Het zijn van oost naar west:
9. Bankplaats, H.Schreuder.
10. Vogelenzang, J.Klunder.
11. Aulinehoeve, L.Feitsma.
De beide laatste boerderijen zijn gesticht na de verkoop van Westerhuis in 1895 door de erven van de familie Boer, de z.g. “Lammert Jans kiener”, bij welke verkoop de boerderij in 2 gedeelten is gesplitst.
Op het oostelijke deel  werd eerst Vogelenzang gebouwd en in 1912 de 2e boerderij Aulineahoeve. Uit het voorafgaande blijkt, dat 11 boerderijen in Vliedorp met name kunnen worden aangeduid, terwijl van 2 bedrijven geen naam kan worden opgegeven. Het zijn de boerderijen van E.B. Bouma aan de Vlakkerietsterweg en K.L. de Boer bij Öl Weem gelegen.
Van de boerderij Hollemaheerd volgt nu een beschrijving.
In het dorp Houwerzijl aan de westzijde, ligt Hollemaheerd. De landerijen liggen rond de bedrijfsgebouwen, zowel oostelijk als westelijk van het dorp. Op het gedeelte, oostelijk van Houwerzijl gelegen komen veel perceelsnamen voor: Bulten met oostelijk hiervan Brijpot, zuidelijk van Bulten ligt Betjelaand, Sikkenslaand en Dobstuk.
De grootte van de landerijen van Hollemaheerd heeft in de loop van de jaren nogal eens verandering ondergaan. Uit een verkoopakte van 1649 blijkt dat de boerderij toen bestond uit 63 drievierde jukken met een grote quantiteit slijk. Nadien is de boerderij aanzienlijk vergroot en bedroeg de oppervlakte vóór de splitsing in 1840 ongeveer 70 ha. Door een van de meijers is nl. in 1840 een nieuwe boerderij gesticht, noordelijk van dit bedrijf gelegen, waardoor 22,5 ha verloren ging. Eveneens is bij een verdeling in 1914 van het bedrijf 9 ha overgegaan naar Waterloo, bewoner H.A. Rietema, zodat de grootte nu 37,8 ha bedraagt. Het land is gedeeltelijk beklemd. Reeds in de eerste helft van de 17e eeuw was Hollemaheerd een behuisde beklemming en stonden de gebouwen oost-west. Door blikseminslag is in de schuur in 1761 afgebrand en herbouwd. In 1881 heeft Menne Jans Rietema het gebouw laten afbreken en een nieuwe boerderij in noord-zuidelijke richting laten bouwen. Hiervan werd de schuur in 1955 in de as gelegd: de herbouw hiervan geschiedde in 1956. Van Hollamaheerd dateert de schuur dus van 1956, terwijl het woonhuis reeds in 1881 werd gebouwd.

Wat de eigenaren van de beklemming betreft, kan allereerst als bijzonderheid worden vermeld, dat reeds meer dan 300 jaar de vererving steeds van vader op zoon is geweest, uitgezonderd in 1943 en 1949, toen dit in zijlinie gebeurde.
In een acte van 31 october/ 7 november  1649 lezen we het volgende:
“Stadholder ende Hooftmannen 1) wollen alhyr op ’t Heren Wijnhuis 2) opentliken anden meestbiedenden bij barnder Keersen utyganck 3) verkoopen den Erfyl avn wijlen des E. Junk. Roelies ter  GRUYS Vr. Roelefje Buckhorst eheluyden Heerdt Landes, gelegen tot Houwerzijl onder Clockenslag van Vliedorp, groot vier en ’t sestich en dry quart jucken met drie en ’t sestich rooden en een groote quantiteit slyck met zijn Heerlickheden 4), annexen ende toebehooren, aldaar bij Jan Jacobs onder behuysinge meyerwijse gebruickt worden 5) de, zijnde vrij van jaermalen. Want dan voor den yder juck Landes, van die met zijn Heerlickheden, annexen en toebehooren, een hondert Car: gl 6) sint geboden te geven. Welverstaande dat de Landen zullen ongemeten blyven en soo groot ende clien als sy bint voor vier en ’t sestich en dry quart Jucken ent drie en ’t sestich rooden ende een groote quantiteit slyk effen gerekent en betaalt worden. Ook dat de verkoper de Huiren, dit lopende jaar 1649 vervallende, zullen hebben te beuren. Des sall de Cooper het overschutt in de tyt van drie maanden na der Herfst uytganck alhyr in rechte handen opbrengen en betalen.
Ende alsoo de E. Pieter Hoisema by eerster Keersen uytganck een hondert en twintich Car: gl:, maar Arent Clasen voor Jan Jacobs, tegenwoordich gebruiker, voor dien één hondert en vijftich Car: gl: voor yder Juck te geven geboden hadt, is deselve Jan Jacobs als meestbiedende coper van dien gebleven.
1) De Hooftmannenkamer was van 1594 tot 1755 het provinciale gerechtshof. Het zal hier dus een gerechtelijke verkoop zijn geweest.
2) ’t Heren Wijnhuis stond op de Grote Markt tegen het oude stadhuis, waarmee het min of meer  één geheel vormde gebouwd 1470, gesloopt 1775.
3) De keerskoop geschiedde bij een gerechtelijke verkoop, bij de verkoop van onroerend goed. Hierbij werd gebruik gemaakt van een brandende kaars.
4) Heerlijkheden waren rechten die hier oorspronkelijk gebonden waren aan het bezit van grond.
5) Jan Jacobs was eigenaar van de behuizing en meijer of huurder van de grond, een z.g. beklemde meijer.
6) Car: g; : = Carolusgulden, de eerste gulden van 20 stuivers.
Jan Jacobs wordt opgevolgd door zijn zoon Ecke Jans, terwijl nadien meijer en bewoner van Hollemaheerd werd Jan Eckes, overleden vóór 1721, gehuwd met Barber Heerkes. Zij was eerder gehuwd geweest met Jacob Haijkes, landbouwer op de Hoogte, die in 1700 was gestorven. Jacob Eckes en Barber Heerkes hadden 3 kinderen: Ekke, Jacob en Martje.
De eerste Ekke huwde met Jantje Jacobs, de dochter van Martje trad in het huwelijk met Eisse Waalkens, terwijl de zoon Jacob, geboren in 1711, overleden 27 januari 1780, 27 november 1739 huwde met Tonniske Sijmens, overleden 21 december 1795. Evenals hun ouders waren ook zij landbouwers op Hollemaheerd. De familie die de geslachtsnaam Rietema aannam, was aanhanger van de leer der Doopsgezinden. Jacob Jans bekleedde het ambt van vermaner in een tijd dat de gemeente in Houwerzijl sterk achteruitging.
In een werk van Blaupot ten Cate:’Geschiedenis der Doopsgezinden in Groningen etc”, wordt ook over die achteruitgang zowel te Ulrum als te Houwerzijl gesproken:”Met de gemeenten te Ulrum en Houwerzijl is het niet beter   gegaan. Beiden geraakten steeds achteruit, zodat zij zich in 1773 met elkander verenigden, om aldus meer sterkte te bezitten. Ze sloten zich nog nader aaneen in 1778. Doch dit hielp niet genoeg en toen zij in 1783 vacant werd, wist zij geen ander redmiddel dan voor te slaan zich te verenigen met de Vlaamsche Gemeente te Den Hoorn. In 1785 droeg men dit werk op aan Jacob Tietes, maar de gevolgen hebben geleerd dat dit mislukt is. In 1790 kwam de gemeente van Ulrum en Houwerzijl op het denkbeeld hare armen en armenmiddelen aan de Societeit over te geven, waarop de administrateuren van de kas verzocht werden hieromtrent met haar in onderhandeling te treden. De tijd is nu gekomen, dat een Doopsgezinde Gemeente, die nog 89 zielen telde, verloren ging. Dit gebeurde in 1794.
De meeste leden gingen tot de Hervormde godsdienst over; anderen voegden zich bij den Hoorn. Ook de familie Rietema sloot zich bij de Hervormde Kerk aan, de Houwerzijlster tak is later naar de Gereformeerde godsdienst overgegaan.
De vermaner Jacob Jans Rietema werd op het kerkhof te Vliedorp begraven. Zijn grafschrift luidt als volgt:
Een Kristen, die Gods naam beleden
In leer en wandel, in zijn zeden,
Legt hier in ’t stof des doods ter neer.
Zijn geest nu zalig ziet den Heer.
In ’t ligt van Zijne Majesteit,
Hij deelt in Jezus Heerlijkheid.
Mattheus 10: 32

Enkele leraars der Doopsgezinden te Houwerzijl:
1733: Cornelis Jacobs en Jan Cornelis.
1754 Jan Cornelis, oud 65 jaar. Luurt Luurts, oud 45 jaar.
Bij het onderzoek naar eigenaren van boerderijen in het kerspel Vliedorp bleek, dat Cornelis Jacobs landbouwer op Vlakkeriet is geweest, terwijl de naam Jan Cornelis werd gevonden bij de beklemde meijers van de boerderij Westerhuis.
Van Luurt Luurts nog dit:
De Gemeente der Doopsgezinden te Houwerzijl behoorde tot de z.g. Oude Vlamingen die eenvoud in kleedij en woning wensten naast spaarzaamheid en degelijkheid. Bij jonge mensen die verzochten te mogen worden aangenomen, gaf dit nog wel eens strubbelingen. Zo werd ook met Luurt Luurts, een jonge man uit Rasquert, die te kennen had gegeven als lidmaat tot de Doopsgezinde Kerk te willen toetreden. De voorganger maakte echter o.m. aanmerkingen op de kleding van hem en merkte op:’du heste daer een hoet op, die mij niet an staet; dijn haer is te lanck; du gebruickste een das die te dick is; dijn schoenen staen my oock niet an; du heste daer op Pinkstermaendach tot Baffelt ahrt jacht mit de sees, du heste 3 dagen na Weestermarckt west; daer mochtst du oock liever voor thuis bleven hebben.”
Met de ouders werd de zaak eveneens besproken, de vader stond aan de zijde van de zoon en vond, dat de hoet, die sijn vader hem koft had en de das die zijn moeder hem ordineert had, volgens hem geen reden mochten zijn om zijn zoon af te wijzen voor het lidmaatschap der kerk.
Aanvankelijk kwam dit niet tot klaarheid en eerst na vele onderhandelingen is het het volgende jaar gelukt, dat Luurt Luurts werd gedoopt en als lidmaat werd aangenomen. Later heeft hij een belangrijke rol in het kerkelijke leven van de gemeente gespeeld en is zelfs vermaner geworden.
Luurt Luurts huwde Hilje Luitjes, hertrouwde met Epke Jacobs en was landbouwer op Ikemaheerd (boerderij L.P. Boer in het kerspel Niekerk.)

We keren tot het uitgangspunt de boerderij Hollemaheerd terug. Nadat Jacob Jans en Tonniske Sijmens 15 jaren waren gehuwd werden nog 7 kinderen geboren.
De oudste zoon, het derde kind werd landbouwer op Hollemaheerd. Jan Jacobs, geboren 29 oktober 1759, overleden 22 maart 1851 huwde 29 mei 1791 met Anje Jans Beukema. Zij werd geboren 27 december 1770 te Niekerk, overleed 27 juni 1849 en was de oudste dochter van Jan Jans Beukema en Eilkes Mennes, landbouwers op Wester-Aikema.
Jan Jacons die de geslachtsnaam Rietema reeds droeg, was niet alleen meijer van deze boerderij. Hij en zijn vrouw kochten in de loop der jaren meer land en werden in 1815 eigenaren van Vlakkeriet, in 1824 werden ze door koop bezitters van de boerderij, nu bewoond door de Gebroeders Loots op Ewer, in he kerspel Zuurdlijk gelegen. Reeds vóór 1828 waren de eigenaren van Heuvelheem, een boerderijtje in de Moeshorn te Zuurdijk. In 1831 verkochten ze dit boerderijtje weer aan Simon Jan Jeltes. Ook de boerderij op Ewer heeft hun niet lang toegehoord. Bewoner werd een zoon Simon Petrus Rietema, die in 1825 huwde met Korneliske Luitjes Dijkhuis. Het gezin vertrok in 1828 naar Hornhuizen, de boerderij ging kort daarna in vreemde handen over.
Vlakkeriet was langer in het bezit van de familie. Ook dit bedrijf werd bewoond  door een zoon Jacob Jan Rietema gehuwd met Adriana Klaassen Thema. Enige geslachten is het familiebezit gebleven. In 1894 ging  Vlakkeriet door verkoop over naar Schelte Toxopeus en Itje Torringa.
In dit  verband moet nog genoemd worden de stichting in 1840 van een nieuwe boerderij door Jan Jacobs Rietema en Anje Jans Beukema. Het is het bedrijf van K.L. de Boer, bij Öl Ween gelegen, het is tevens de plaats waar eens de Vermaning der Doopsgezinden heeft gestaan, waarmee het geslacht Rietema zo nauw verbonden was. Door verschillende aankopen is de boerderij gegroeid tot een bedrijf van ruim 32 ha. De eerste bewoners waren de derde zoon van de eigenaren: Henderikus Jan Rietema en Grietje Pieters van de Kooi in 1851 erfden ze de boerderij. Tot op heden is ook deze boerderij steeds door vererving van het ene op het volgende geslacht overgegaan. 1874-1914 Anje Hendericus Rietema, overleden 1914, gehuwd met Pieter Jans Mulder, overlede 1910. Bij de volgende boedelscheiding valt de boerderij ten deel aan de dochter Grietje Mulder, overleden 1953, gehuwd met Jan de Boer, overleden 1947. Ze waren eigenaren tot 1953.
Eigenaren van 1953 tot heden:
a. Klaas Louwert de Boer en Antje Havinga.
b. Anje de Boer, die in 1962 huwde met Simon Heun.
De eigenaren vermeld onder a en zij  gezin bewonen de boerderij.
Na het overlijden van Jan Jacobs Rietema in 1851 kwam Hollemaheerd in handen van de jongste zoon Menne Jans Rietema, geboren 20 januari 1806, overleden 3 october 1889. Hij huwde in 1849 met Anje Kornelia Reukema, die reeds in 1853 overleed. Op 11 december 1861 hertrouwde hij met Martje Jacobs Goris, geboren 3 april 1907. Menne Jans Rietema heeft met zijn beide vrouwen op de boerderij gewoond. Na zijn overlijden bleef Martje Goris de boerderij met haar kinderen bewonen.
Bij de scheiding in 1907 werden eigenaren:
a. Anje Rietema, ongehuwd.
b. Jacob Rietema, ongehuwd.
c. Menno Rietema, ongehuwd.
Laatstgenoemde geboren 25 november 1877 huwde op 9 december 1904 te Westerhorn met Maaike Hendriks Buffinga; zij werden in 1915 landbouwers op Waterloo te Houwerzijl. Hij deed zijn aandeel van de boerderij Hollemaheerd over aan zijn broer en zuster.
Jacob Rietema overleed in 1943, zijn zuster Anje in 1949. Na hun dood vererfde de boerderij aan Menno Rietema, overleden 1956, gehuwd met Maaike Buffinga. Vanaf 1943 werd het bedrijf bestuurd  door een neef, die als uitwonend bedrijfsleider de boerderij behartigde. Deze neef Menno Jan Rietema huwde in 1942 Hilda Tjaaktje Wiersema, in 1946 gingen ze eveneens  de boerderij bewonen. Eigenaren werden ze in 1956.

Nalezing op enkele bizonderheden over het kerspel Vliedorp enz. door mevr. I.H.Zijlma
Naar aanleding van het artikel over Ol Weem in september j.l. door de Hogelandster opgenomen werden door belangstellende lezers nog enkele gegevens verstrekt, die te interessant zijn om niet als aanvulling van het vorige te worden opgenomen.
 De heer G.Muller, kapper te Leens bracht enige aantekeningen, gemaakt door Tonniske Sijmens, vrouw van Jacob Jans, vermaner der Doopsgezinden te Houwerzijl. Het schrijven staat in verband met de brand in 1761 op de boerderij Hollemaheerd, waar zij landbouwer waren. Het eerste deel ontbreekt gedeeltelijk, het overige is in duidelijk handschrift geschreven en luidt als volgt:” Wat heeft de heere ons land niet al lang besogt met die sterfte onder het runtvee en wat hebben wie in het jaar 1760 niet geseen op een piensterdag dat die heere met zwaare donder en blissum, reegen en haagel van den heemel liet koomen dewelke veel menschen verschrickte en nog hebben wie in hetselve Jaar eens in die nagt een zwaar onweeder ondervonden dat menschen en vee  verschrickt waaren, maar deeze schrick koomt den mensch maar uterlijk aan het gemoedt zoo dat het ons niet beeter gaadt. Als eertids den konin van Faraos doe die heere sin landt besogte met sprinkhaanen en ander wilt gedierte doe was hie verslaagen en badt  tot Mooses dat hie den heere sou bidden dat die plaagen van sin landt mogten weggenoomen worden maar wanneer dat die heere met zin oordieel of liet zoo was Faraos herte weder om verstockt en zoo gaadt het ons ok wanneer die heere ons maar zeegent dan zin wie wel gerust en wie kennen het dan zoo buiten den heerde herden. Wat zin eer niet veel menschen die haar vertrouwen op het aarse goedt setten en dat dog niet meer is aals eb en vlodt daar hebben wie blikken van geseen op den 17 maaj hoe dat die heere saavens met donder en blissum van den heemel liet koomen en snagts om 11 a 12 uur als met een glenne straal uit den heemel in die oosterstieuilgevel van onse schuir heeft geschooten zoodat het in een oogenblik in glenne brandt stond zoodat wie en veel menschen toe ons zeer verschrickt en bevreest waaren.
Wie hebben van het huismans gerietschap dat in de groote schuir en in het karhuis was niet behouden. Al het koopergoedt dat hebben sie er nog met haken uitgehaaldt maar het was al vrie en beschadigt. Die kleine schuir en het binhuis zin nog overgebleeven die wiendt was doe vrie afhanklik doe hebben onzen naabuiren met groote kragdt en moeite de schuyr nog behouden daar waaren nog 2 waagens en nog 2 wippkaaren en 2 eyden, een drifhoudt wie hebben onze ploegen ok ooverhouden, 2 schuifkaaren maar dat het binhuis nog is staande gebleeven dat is een groodt woonder overmidts die wind daar reegt op aan waaide en die vlaam daar oversloeg maar Godt die alle dingen in zijn handt heef heeft ok magdt over die winden om die selve te wenden na zijn wil die windt draaide doe wat om zoo doende hebben wie met groote kragdt zoo veel waater gooten dat wie het nog hebben behouden mar doe die brandt eerst ontstak waaren wij zeer verslaagen en ontsteldt. Wie wisten haast geen raadt van verschrikkinge zoo dat onze Huisvaader in het naakende hemt eer is uit gesprongen en Eelske mue ook en onze eene meidt Tenje hindrks ook maar onze moej en die eene meidt Fenje Jans en die beide venten Jan Waalkes en Jan Ripkes zin door Gods kragt zoo onderstunt dat wie eer nog in bleeven en het goedt dat in het binhuis was eer nog met uidt bragten die kinder zin eer bena nakkent uitgelangt. Barbertje Jaacobs was doe in het aagte jaar  martin Jacons was doe in het vifte jaar Jan Jacobs was doe in het tweede jaar. Alles wat in het Binhuis was hebben wie eer uitgebragdt. Linnen en Woolen kisten en kasten Tavels Stoelen en banken kooper en Tin al wat er maar in was.
Wie waaren doe zeer bevreest en verslaagen in het heerte maar och hadden wie dat geluck dat wie daar door opgeliedt wierden tot die regte vreese des heeren dat die in het binnenste van onse heerte mogte plaas hebben en dat wie in opregtigheid des herten met den stock bewaarder konnen uitroepen en zeggen Lieve heere wat en wie doen om zaalig te werden wat zoude onze geluck dan uitnemendie groodt en dijrbaar zin dat wie onse toevlugt zoo regt tot die volzalig heere Jeesus konden neimen wandt die staadt nog met uitgebreide Armen en lat nog door zijne dienstknechten en leeraars uitroeppen wendet u na mie toe ende wordet behouden alle die einden der Aarden.
Den 26 Junius is onze Plaas weer opgerigdt en is gemakt van Lammert Luitjens van Ulderom.

De heer K.L.de Boer, landbouwer te Houwerzijl heeft de moeite genomen nog eens de graven na te gaan van het oude kerkhof Ol Weem. Hij zond ons het resultaat van zijn bevindingen, waarvan hier enige gegevens volgen.
Van de zerken die er nog liggen dateert de oudste van 1685.
Het opschrift luit: “Den 5 February is mr. Lubbert Cornelis Smit bi Howersijk gerust ende hi leit alhier begraven.” Het vrij ingewikkelde huismerk op de zeck is begeleid door 3 klaverbladen, het teken van eigenerfde boer, kunnen we opmaken dat de overledene naast het bedrijf van smid dat van landbouwer heeft uitgeoefend.
Verder naar de kant van Ulrum liggen 5 zerken o.m. van Jan Jacobs Rietema. In het bovenste gedeelte van de zerk staat de geboortedatum 29 October 1759 en overlijdensdatum 22 Maart 1851, omgeven door een slang, die de staart in de bek houdt. Dit is het zinnebeeld van de eeuwigheid.
Naar beneden lezen we het grafschrift:
Hier rust in ‘koele stof der aarde
Naast kroost en zijn beminde gade
Een vader, die wel leefd’en stierf.
De grijsheid mocht hem sierlijk kronen
Gods zegen immer bij hem wonen
Och, dat hij eeuwig heil verwierf.

Van de familie Rietema, landbouwers op Hollemaheerd liggen nog meerdere personen op het kerkhof Ol Weem begraven.
Verder treft men op het kerkhof een kindergraf aan van Martjen Pieters, geboren 20 April 1796, overleden 18 Juli 1799.
Het grafschrift luidt als volgt:
Hier ligt ons liefste kind helaas
Zoo vroeg reeds in het stof.
Ons liefst, ons eenig kroost doet ons hier bitter treuren
Een troostrijk denkbeeld kan alleen ons hart opbeuren.
Haar bloed door Jezus bleod gekogt
Zingt nu Gods lof.
Martjen Pieters was het dochtertje van Pieter Sijmens en zijn vierde vrouw Ida Tonnis. Zij waren landbouwers op Vliedorp. De boerderij wordt nu bewoond door Klaas Mulder en Albertje Cornelia Doornbos.
Tenslotte liggen aan de oostzijde de 4 zerken van de 4 ongehuwde kinderen van Jacob Jans Rietema en Adriana Klaassens.
Thema landbouwers op de boerderij Vlakkeriet. Het zijn:
Jan Jacobs Rietema 1817-1857
Klaas Jacobs Rietema 1819-1869
Ludolf Jacobs Rietema 1829-1883
Eilina Jacobs Rietema 1815-1894
Ook dit geslacht bewoonde Vlakkeriet, de beid laatsten verhuisden in 1876 naar Ulrum waar ze zijn overleden.
Dan bevindt zich nog een steen van Lubbert Derks Kuipers, geboren 24 April 1772, overleden 23 April 1841, op het kerkhof. Deze steen is van heel goede kwaliteit, de letters zijn zeer goed leesbaar en netjes ingebeiteld. Het opschrift vermeldt o.m.:
“Zonen, hem in eeuwigheid voorgegaan zijnde
wordt deze steen zijner gedachtenis toegewijd
uit dankbare liefde door zijn nagelatene dochter
en aangehuwde zoon en 6 kleinkinderen.”
Daar beneden vindt men nog een onderschrift in dichtvorm.
Een dochter van L.D.Kuipers, Elisabeth was gehuwd met Jan Rietema 1794-1857, houthandelaar te Leens